Het doel van dit project was om de mogelijkheid te onderzoeken om het huidige gebruik van 70% te verhogen tot boven de 90%
Het KDC-project “Optimising Outbound Cluster (2017)” toonde aan dat korte termijn verbeteringen in het outbound proces, door vermindering van de werklast van verkeersleiders en piloten, afhankelijk zijn van toenemend gebruik van ACARS voor pre-departure clearance (DCL). Het vervolgproject “Schiphol DCL Utilisation” moest de mogelijkheid om DCL-gebruik op Schiphol te vergroten verder onderzoeken. Het doel van dit project was om de mogelijkheid te onderzoeken om het huidige gebruik van 70% te verhogen tot boven de 90%, een niveau waarvan de voorgaande studie had aangetoond dat het de werklast significant verlaagt.
Het resultaat wees uit dat het niet realistisch is om op korte termijn (drie tot vijf jaar) te streven naar 90% DCL-gebruik op Schiphol. Dit komt vooral door het gebrek aan uitrusting en het beleid van sommige grote luchtvaartmaatschappijen op Schiphol om ACARS niet te gebruiken. Wisselende mate van DCL-gebruik was te zien bij verschillende businessmodellen, en de conclusie was dat niet het businessmodel bepalend was voor DCL-gebruik. Een voorzichtig en realistisch streven voor DCL-gebruik op korte termijn is 80%. Dit kan worden bereikt door de informatie en communicatie inzake DCL-gebruik te verbeteren.
Het is vooral belangrijk om het feit dat DCL de preferente methode is om pre-departure clearance te verkrijgen op Schiphol te benadrukken. Daarbij zal het geven van regelmatige feedback aan welwillende maatschappijen over hun DCL-performance, hen helpen het DCL-gebruik te verbeteren. Omdat de uitrusting een van de redenen is om DCL niet te gebruiken, zal door vlootvernieuwing bij luchtvaartmaatschappijen, met meer met ACARS uitgeruste vliegtuigen, DCL-gebruik naar alle waarschijnlijkheid ook toenemen.
De focus van de verbeteringsinspanning moet liggen op de groep de groep dagelijkse gebruikers van Schiphol. Deze groep vertegenwoordigt 95% van alle vertrekkende vluchten en zijn daarom bepalend voor het kunnen halen van het DCL-gebruiksdoel.
Hoewel het realistische streven van 80% minder is dan de in de voorgaande studie bepaalde 90%, zorgt het nog steeds voor een significante werklastreductie voor verkeersleiders en vliegers. Daarbij is 80% een voorzichtige schatting en een hoger gebruik is absoluut haalbaar.
Om dit doel te bereiken moet op drie gebieden inzet worden gepleegd:
1) Het moet duidelijker in het AIP worden vermeld dat DCL de preferente methode is om pre-departure clearance te verkrijgen op Schiphol.
2) De luchthaven moet initiatieven starten om actief, bijvoorbeeld door nieuwsbrieven, posters, of flyers, aan maatschappijen te communiceren dat DCL de preferente methode is om pre-departure clearance te verkrijgen.
3) Er moet een proces worden opgezet om welwillende maatschappijen van informatie te voorzien over hun DCL-gebruik. Deze informatie is beschikbaar bij ATC en zal maatschappijen helpen om hun DCL-gebruik te verhogen of op hoog niveau te houden.